Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder, den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste broeder, waarvan gij tot mij zeidet? Daarna zeide hij: [40]Mijn zoon! God zij u genadig! 40. Zo noemt hij hem uit vriendschap en grote toegenegenheid, naar de wijze dergenen, die bedaagder en aanzienlijker zijnde, een jongere en mindere in het vriendelijke plegen toe te spreken.